Welke factoren zijn bepalend voor de levenskwaliteit tijdens en na scheiding? Uit een scheidingsonderzoek bij 1865 volwassenen en 230 kinderen uitgevoerd door de UGent en de K.U.Leuven werden onderstaande conclusies getrokken. Er zijn 6 bepalende factoren:

  1. Uw situatie voor de scheiding
  2. Mensen in scheiding met een hoger inkomen, een inkomen uit arbeid, een nieuwe partner bij de start van de scheiding, minder conflict voor de scheiding en een groter gevoel van autonomie hebben meer kans om een scheiding door te komen met een minimaal verlies aan levenskwaliteit en een herstel van dat verlies in de eerste tijd na de scheiding.

  3. Het scheidingstraject
  4. Mensen die scheiden door onderlinge toestemming (EOT), die beroep doen op een bemiddelaar en bijstand kregen van een scheidingsdeskundige die empathisch, aanvaardend, authentiek en onpartijdig overkwam, rapporteren minder verlies aan levenskwaliteit tijdens en na hun scheiding. Zich schuldig voelen aan de scheiding speelt een belangrijke rol tijdens de onderhandelingen en heeft een negatief effect op de levenskwaliteit.

  5. De scheidingsregeling
  6. Niet wat mensen overeenkomen maar wel hoe ze hun overeenkomst beoordelen, is belangrijk voor hun levenskwaliteit. Mensen die hun regeling beoordelen als fair, op maat, duidelijk en volledig, hebben een hogere levenskwaliteit tijdens de scheiding en alvast de eerste 2 jaar daarna. Gemiddeld beoordelen mensen hun overeenkomst na verloop van tijd negatiever, dus minder fair, op maat, duidelijk of volledig. Dit is meer uitgesproken bij mensen die wat ouder zijn, een lagere werkstatus hebben en de scheiding zelf initieerden.

  7. Kinderen tijdens de scheiding
  8. Kinderen geven actief betekenis aan scheiding. Conflict is moeilijk voor hen en heeft een negatief effect op hun levenskwaliteit. Maar, het negatief effect van conflict kan worden opgevangen als kinderen het gevoel hebben ‘het verschil te maken’ in het leven van hun ouders. Kinderen willen betrokken, geïnformeerd en beluisterd worden, maar niet beslissen. De ouder-kind relatie is belangrijker dan de verblijfsregeling op zich. Kinderen hebben het gevoel dat met hun mening rekening is gehouden maar kennen hun rechten niet. Na scheiding kunnen ouderschap en stiefouderschap zich op verschillende manieren verhouden.

  9. De scheidingsdeskundigen
  10. Om een ‘goede’ scheiding te bevorderen, wordt van scheidingsdeskundigen verwacht dat zij:
    - Kunnen omgaan met conflict; - Autonomie en controle bevorderen zodat betrokkenen maximaal zelf beslissen;
    - Aandacht hebben voor en omgaan met emoties;
    - Empathisch, aanvaardend, authentiek en onpartijdig tussenkomen;
    - Extra aandacht hebben indien ex-partners een laag inkomen, geen werk en/of geen nieuwe partner hebben;
    - Oog hebben voor hoe de ex-partners de regeling beleven (fair, op maat gemaakt, duidelijk en volledig);
    - Anticiperen op toekomstige minder goede beleving van de regeling (voorstellen om bemiddelings- of herzieningsclausules in de regeling op te nemen);
    - Ouders laten kijken door de ogen van kinderen en als men wil of moet, bewust, doordacht en onderbouwd kinderen betrekken.

  11. De wetgever en bemiddeling
  12. Bemiddeling is een zelfstandig traject, los van de rechtbank. De autonomie van de partners wordt bevorderd door hen de mogelijkheid te bieden geïnformeerde keuzes te maken, bij de start van hun scheidingstraject. Tijdens het scheidingstraject is het bevorderen van multidisciplinaire samenwerking aangewezen. Tenslotte zijn er aanwijzingen dat het traject Echtscheiding door Onherstelbare Ontwrichting een aantal risico’s inhoudt.

Advocaat of Bemiddelaar

Bereid u voor

BEËINDIGING HUWELIJK of SAMENWONEN

ONDERHOUDSVERPLICHTING